Darmflora
De darmflora is het geheel van bacteriën, schimmels en zelfs parasieten dat in de menselijke darm kan leven. We gebruiken de term meestal als we de ‘goede’ bacteriën bedoelen, dus de eigen darmflora die in de darm thuishoort.
Het ontstaan van de darmflora
Voor de geboorte, als een baby nog in de baarmoeder ligt, zijn de darmen nagenoeg steriel. Ook zijn ze zuurstofrijk, net als de rest van het lichaam; via navelstreng worden alle weefsels van zuurstof voorzien. Tijdens de gang door het geboortekanaal krijgt een baby dan de eerste ‘hap’ bacteriën uit de vagina en anus van de moeder. Klinkt een beetje vies, maar is gelukkig heel normaal en zelfs erg hard nodig. Deze eerste kolonisatie is namelijk erg belangrijk voor het functioneren van de darmen en opbouw van de darmflora.
Wist je trouwens dat olifanten bij de geboorte van een nieuw jong met de hele kudde op een hoop poepen, en daar het jong doorheen rollen? Dan valt onze ‘eerste kolonisatie’ nog best mee!
De stammen die bij de eerste kolonisatie het lichaam binnenkomen (met name bepaalde goede soorten E. coli, Enterococcus faecalis, en bepaalde stammen Lactobacillus), zijn aeroob. Dat wil zeggen dat ze in zuurstofrijke omstandigheden leven; zo vreten ze de zuurstof in de darmen als het ware weg.
Door dat te doen, maken ze het milieu in de darmen geschikt voor de bacteriestammen van de tweede kolonisatie. Deze stammen (o.a. Bacteroïdes, bepaalde stammen Lactobacillus en Bifidobacterium) zijn anaeroob – ze kunnen niet overleven in een zuurstofrijk milieu.
Deze stammen komen o.a. bij de baby terecht via borstvoeding, handjes in de mond, huidcontact en verzorging. Borstvoeding is vervolgens de meest ideale voedingsbodem voor de zich ontwikkelende darmflora. In de periode vanaf de geboorte tot ca. 24 maanden ontwikkelt de darmflora zich verder tot een ‘volwassen’ flora. Deze telt wel 700-1000 stammen; dat zijn 1,5 kilo bacteriën in een unieke samenstelling - net zo uniek als een vingerafdruk!
Zijn er verder geen bijzonderheden, dan blijft de darmflora stabiel tot ca. het 50e levensjaar. Daarna neemt de kwaliteit en samenstelling van de darmflora bij veel mensen af (ook onder invloed van het voedingspatroon en de leefstijl die je tijdens je leven hebt gevolgd).
Wanneer er nu iets misgaat in die eerste kolonisatie (bijvoorbeeld door geboorte met een keizersnede of door antibiotica/medicijn-gebruik in de eerste levensweken) blijven de omstandigheden in de darm zuurstofrijk en daarmee ongeschikt voor de belangrijke stammen van de tweede kolonisatie. Deze stammen kunnen dan niet goed aanhechten en uitgroeien tot een stabiele kolonie.
Ook door andere factoren kan de darmflora verstoord raken, zoals medicijngebruik(zoals antibiotica, antidepressiva, pijnstillers en luchtwegmedicijnen), verkeerde voeding en stress. Soms is het niet goed aan te wijzen waarom een kolonisatie niet goed verloopt. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de darmflora van de moeder al niet optimaal was en dat zij dus niet de juiste bacteriën heeft kunnen doorgeven.
Een darmflora die niet ‘in balans’ is komt heel vaak voor, zowel bij volwassenen als kinderen. Onze voedingspatronen en leefstijlen zijn er eigenlijk niet meer op gericht om de darmflora in stand te houden en aan te vullen. Wij eten bijvoorbeeld nog nauwelijks gefermenteerde producten die belangrijke bacteriestammen aanvoeren, houden onze huizen en huiden (te) hygiënisch schoon en krijgen veel stoffen binnen die de darmflora kunnen aantasten. Ook stress en het ‘snelle leven’ heeft een negatieve invloed op de darmflora en daar hebben we doorgaans meer dan voldoende van!
De rol van de darmflora
De darmflora speelt een belangrijke rol in de gezondheid van het lichaam. Natuurlijk in de darmen zelf, waar een gezonde flora zorgt voor een goede spijsvertering, het opnemen van voedingsstoffen en het stimuleren van een gezonde darmbeweging en passage.
Maar de darmflora en darmgezondheid staan ook in nauw contact met andere processen in het lichaam. Zo werkt de darmflora samen met het immuunsysteem. Een gezonde darmflora prikkelt het immuunsysteem om afweercellen aan te maken die ingezet kunnen worden tegen ziekteverwekkers.
Het darmslijmvlies is als het ware de ‘moeder van alle slijmvliezen’, bijvoorbeeld die in de mond/keelholte en bij vrouwen ook het vaginaal slijmvlies – maar ook de huid! Als het darmslijmvlies gezond is, kan het de andere slijmvliezen voorzien van informatie. Dit gebeurt via de lymfe, dat je kunt zien als het ‘WiFi-systeem’ van het lichaam. Als de darmflora een hoge druk aan ziekteverwekkers signaleert, geeft het via de lymfebanen boodschapperstoffen door aan de andere slijmvliezen, zodat ze zich kunnen verdedigen tegen een verkoudheidsvirus of vijandige bacterie.
Bij een niet-optimale darmflora en/of een niet-optimale voedingkunnen stoffen worden aangemaakt die ontstekingen in het lichaam bevorderen. Die ontstekingen merk je vaak niet heel duidelijk, maar kunnen tot uiting komen als een verergering van eczeem, astma, puistjes, vermoeidheid, etc. Het is belangrijk deze ontstekingen te verminderen door de ontstekingstriggers weg te halen, de darmflora te versterken en de voeding te verbeteren.
Darmmilieu
Naast darmflora is er ook nog het darmmilieu. Dat is de omgeving in je darmen zelf, met het darmslijmvlies en de inhoud van je darm. Het darmmilieu moet geschikt zijn voor de darmflora; anders kan deze niet goed groeien en zullen de hoeveelheid en kwaliteit van de darmflora afnemen. Voeding, stress, allergieën en medicijngebruik kunnen van invloed zijn op het darmmilieu, op het darmslijmvlies en de darmflora.
Een niet-optimaal darmmilieu is er vaak de oorzaak van dat ‘zomaar probiotica slikken’ bij veel mensen niet (voldoende) helpt. Het helpt misschien eventjes, maar de bacteriën kunnen geen goede kolonies vormen en zodra de probiotica op is, neemt het effect weer af.
Natuurlijk is het eigenlijk de bedoeling dat je niet de rest van je leven probiotica hoeft te slikken en het uiteindelijk weer ‘zonder’ kunt. Om dat te bereiken is het belangrijk dat we eerst het darmmilieu herstellen en je voeding aanpassen, zodat de aanwezige darmflora zich kan herstellen en kan uitgroeien tot een gezonde kolonie.
Spijsvertering
De darmflora is natuurlijk niet de enige speler in de spijsvertering. In het verhaal van mond tot kont spelen ook andere factoren een rol. Dat begint in je mond, met goed kauwen zodat het speeksel (en de enzymen die daarin zitten) goed vermengd wordt met het voedsel.
Vervolgens moet er in de maag voldoende maagzuur aanwezig zijn. Wij denken vaak aan teveel maagzuur, maar in werkelijkheid zijn er veel meer mensen met een maagzuurtekort. Dit geeft veelal dezelfde symptomen als een overschot: zuurbranden, oprispingen, ‘steen in de maag’-gevoel.
Het gehalte aan maagzuur is lastig te testen met een laboratoriumtest; Wij doen daarom een betaïne HCl-test om erachter te komen of je voldoende maagzuur aanmaakt.
Lever & nieren
De lever is het grootste afvalstofverwerkend orgaan in ons lichaam. Vrijwel alle gif-, afval- en ballaststoffen worden door de lever afgebroken en omgezet in onschadelijke stoffen. Een deel daarvan wordt uitgescheiden via de ontlasting, een ander deel via de nieren. Daarnaast slaat de lever vitaminen op en ‘deelt die uit’ op het moment dat er behoefte aan is.
Door onze moderne leef- en voedingsstijl is onze lever vaak overbelast. We krijgen veel ballaststoffen binnen via uitlaatgassen, verkeerde voeding etc. Ook stress en hormonen kunnen zorgen voor extra afvalstoffen.
Voor het afbreken van de afvalstoffen gebruikt de lever enzymen, die bestaan uit een vitamine en een aminozuur (stukje eiwit). We krijgen niet altijd genoeg vitaminen binnen om alle enzymen op te bouwen. Dan kan een enzymtekort ontstaan,waardoor afvalstoffen (maar ook voedingsstoffen!) niet goed kunnen worden afgebroken.
Als daardoor de lever zijn reinigende werk niet goed kan doen, worden niet alle afvalstoffen effectief afgebroken. Ze blijven dan te lang in het lichaam, waar ze kunnen zorgen voor vermoeidheid, hoofdpijn, verergering van eczeem, acne etc.
Het is dus belangrijk de lever te ondersteunen. Omdat die dan harder gaat werken, gaan er ook meer afvalstoffen richting de nieren. Die moeten dus meegenomen worden in het ondersteunen.
Met de ontlastingonderzoeken gaan we kijken naar de staat van je darmen, darmflora en spijsvertering; aan de hand van de resultaten stellen we een gericht behandelplan op.
Comments